Blog
Vroeger al had ik een zwak voor huisjesslakken. Gedeeltelijk kwam dat voort uit liefde voor alles wat vloog en kroop, maar toch vooral omdat ze iets hadden wat ik ook wilde. Als kind fascineerde het me al, een huis op je rug, ideaal leek me dat.
Ik kon ik er uren over fantaseren, waar ik heen zou gaan, moest ik mijn huis op mijn rug hebben. Zeker niet naar de tuin van mijn vader, die haatte slakken, ze aten alles op en werden met grof geweld uitgeroeid. Mij deerde hun vraatzicht niet, ze hadden huisjes en konden gaan en staan waar ze wilden. Dat was het enige wat telde. Nu ja, gaan en staan, wel in een tempo waar ik dan weer niet voor zou kiezen. Maar aan de andere kant , een zilveren spoor achterlatend, had ook wel iets. Wie wil nu niet een glinstering achterlaten?
Het bleef me boeien, en ik ondernam, weliswaar onbewust, diverse pogingen om iets gelijkaardigs te creëren. Vaak verhuizen, minstens 28 keer. Twee huizen tegelijk hebben. In andere landen wonen. Het leek allemaal wel aardig maar het was het toch niet helemaal. Het bleef een schraal aftreksel van wat ik ooit had gefantaseerd.
Tot de omstandigheden me dwongen te stoppen met buiten mezelf naar zo’n plek te zoeken, en de blik inwaarts te keren. De omstandigheden waren dwingend genoeg, buiten was het niet veilig, maar de angst om naar binnen te gaan was minstens zo sterk. Het lukte me niet ondanks het lezen van vele boeken geschreven door mensen die daar blijkbaar wel moeiteloos toe in staat waren. Allemaal slaagden ze erin om hup, even naar binnen te wippen, daar het een en ander op te ruimen en ook nog met geweldige metafysische ervaringen naar buiten te komen. Maar een stemmetje in mijn hoofd zei, ach: geloof dat toch allemaal niet. Dacht jij nou echt dat die mensen dat allemaal gedaan hebben, welnee, joh, allemaal verkooptrucs om hun boeken aan de man te brengen. Maar ik bleef proberen.
Ondanks die stem en de twijfel. Ik bleef ook lezen, maar bij elk succesverhaal voelde ik me meer en meer een sukkel, want bij mij riep het alleen maar angst op en nare kinderherinneringen. Niks mooie stilte of prachtige eenheidservaringen. Elke keer als ik weer een poging waagde, was het alsof ik onmiddellijk werd buiten geschopt. Tot ik op een dag het boek ‘leven in je hart ‘begon te lezen, een praktisch boek van Drunvalo Melchizedek. Hij bouwde de oefeningen heel rustig op, niet meteen in je hart gaan, niet direct het enge opzoeken. Maar voorzichtig, stap voor stap, verbinding zoeken met moeder aarde die je steunt en vader kosmos die je inspireert. En ja het wonder gebeurde: dit lukte, ik deed in het begin braaf wat in het boekje stond, maar gaandeweg werd ik steeds vermeteler en deed het stiekem op mijn eigen manier.
Na weken, stapje voor stapje dichter bij komend, kom ik op een dag tijdens een meditatie onverhoeds in een landschap terecht, plots sta ik daar, voor een groot meer, omzoomd door bossen en bomen. Het stemmetje in mijn hoofd zegt: wat kun jij fantaseren! Nou en, zegt mijn andere stem terug. En het stemmetje zwijgt.
Ik sta daar en kijk over het meer, aan de andere kant staat een prachtig huis, wit met groene luiken. Het lijkt me uit te nodigen. Ik wil erheen maar moet daarvoor eerst het meer over. Aan de andere kant van het meer staat een bankje en daar zit een fragiel, doorzichtig wezen. Ik kijk naar haar, ze lacht me warm toe, kom maar, zegt ze, spring erin. Ik voel met mijn grote teen, brrr, koud, nat en slijmerig. Ik durf niet. Ook de dag erna durf ik niet, en nog veel dagen blijf ik aarzelend, verlangend aan de overkant staan. Het water is te diep, bevat te veel slijmerige vreemde wezens , glibberige planten, donkere dieptes. Elke keer bespringt de angst me, ik wil dolgraag maar durf niet. En plots zit ze daar, mijn buurmeisje van vroeger, waar ik plaatjes van de Beegees mee heb gedraaid en gezwijmeld bij de foto’s van Robin en Barry Gibb, we waren er beiden verliefd op. Na 35 jaar afwezigheid hebben we elkaar weer ontdekt, dankzij schoolbank. Alsof ze nooit uit mijn leven is weggeweest zo naadloos sluiten we weer op elkaar aan. En nu zit ze daar, verbaasd kijk ik, hoe kan dat .
Je fantaseert, zegt het irritante stemmetje. Stil nou jij, zeg ik. Maar het stemmetje wil niet van ophouden weten, je droomt, dit is niet echt! Hou op jij zeg ik, en dan pas wordt het stil. Ik kijk naar de transparante vrouw en mijn buurmeisje, naast elkaar op de bank. Beiden zeggen: kom maar, doe het maar, het is niet eng. Dan ga ik, voetje voor voetje, centimeter voor centimeter, ik word nat, het water voelt vies olieachtig en koud. De slijmerige slierten kronkelen om mijn lichaam. Houden me tegen. Voorzichtig begin ik te zwemmen, de slierten belemmeren me, ik moet me steeds losrukken, mijn hart gaat tekeer, het bonkt tegen mijn borstkas, maar ik ga en zet door, richting het bankje. Halverwege word het water warmer, schoner zachter en hangt er een prettige geur. Het zwemmen gaat nu ook sneller, lichter, gemakkelijker. Dan ben ik er. Mijn buurmeisje staat met open armen op me te wachten. De transparante vrouw, nu zie ik het pas, lijkt op mij. Ik kijk haar vragend aan. Ik ben je ware zelf, zegt ze en trots op je, je hebt het gedaan, je bent het grote water overgestoken, en glijdt dan moeiteloos bij me naar binnen.
Ik zie het huis, nu heel dichtbij, loop erheen, een leistenen trap naar de voordeur. Ik bel schoorvoetend aan, de deur gaat open alsof ik verwacht word. De vrouw draagt een wit schortje, een dienstmeisje? Ik ken haar niet, toch voelt ze vertrouwd. We staan in de hal. Alles ademt rust, ik haal diep adem, dit voelt goed. We gaan naar de woonkamer, mooi ruim, een serene sfeer. Wil je iets drinken? Zegt ze. Graag. Direct komt een keukenmeisje met cappuccino. Wat voelt het goed, zo vertrouwd, warm, sfeervol. Wiens huis is dit? Ze lachen. Jouw huis. Ik schrik, hoe kan dat nou. Voor wie werken jullie? Voor jou! Vol onbegrip kijk ik hen aan. Ik heb geen huis en zeker geen personeel, ik geneer me dood, het idee alleen al, ik personeel, ondenkbaar. Ze lachen. Weet je echt niet wie wij zijn? Nee geen idee. Wij zijn je beschermengelen, we zijn er om je te helpen en doen alles voor je. Dit is jouw huis, jouw hart, dit heb je opgebouwd in al je levens, dit is de afspiegeling van jouw ziel. Ik kijk rond, kan het niet bevatten, dit mooie huis in mijn hart? Kan ik hier dan in. Ja natuurlijk, elk moment, je hebt het altijd bij je. Je kunt er alles vinden. Ik ben verbijsterd, het is te veel. Dan denk ik terug aan mijn slakken fantasie. Eindelijk heb ik het gevonden, op de laatste plek waar ik zou zoeken. Dit is het omgekeerde slakkenhuis, niet op mijn rug maar in mijn hart.
Tanni Koens 2013